Aardappelen worden gepoot. Dat betekent dat je de jonge plantaardappeltjes in de grond stopt om later te kunnen oogsten. Er wordt onderscheid gemaakt tussen vroege, halfvroege en late soorten. Vroege variëteiten worden vanaf maart met bescherming geplant, terwijl late soorten nog tot half mei in de grond kunnen. Laat het pootgoed eerst voorkiemen. Leg het op een lichte plaats, het liefst bij temperaturen van 15 tot 18 °C. Slapende ogen worden op die manier gestimuleerd om te kiemen. Leg ze in een doos naast elkaar tot ze scheuten vormen.
Planten
Leg de knolletjes met de spruiten naar boven toe in de grond, op een diepte van 5 tot 10 centimeter, afhankelijk van de bodemsoort. Behoud een onderlinge afstand van 40 centimeter in de rij en 50 tot 60 centimeter tussen de rijen.
Aanaarden
Zodra de planten groeien en een hoogte bereiken van 10 tot 15 centimeter, is het belangrijk om aan te aarden. Zo zullen ze uiteindelijk op ruggen groeien en blijven alle aardappelen in de grond zitten. Doe je dat niet, dan worden de knollen blootgesteld aan zonlicht en worden ze bijgevolg groen (en giftig). Herhaal het aanaarden tot wel 3 keer. Zorg voor voldoende luchtcirculatie tussen het gewas om schimmels te voorkomen.
Rooien
Vanaf juni tot oktober kun je aardappelen rooien. Je rooit wanneer de bladeren verlept zijn en/of geel worden. Wil je zeker zijn van een goede oogst? Rooi één plant en controleer of de knollen groot genoeg zijn. Oogst ze met een spitvork om schade te vermijden. Laat ze een dag drogen in de zon voordat je ze binnenhaalt, zo kun je ze langer bewaren. Leg ze in halfopen bakken, op een koele, donkere plaats. De garage of kelder is prima. Controleer regelmatig op schimmelende exemplaren.
ik heb bio aardappelen met solanum tuberosun mag je die petaten opeten / en mag je die tomaatbooletjes van de planten afknippen